Na het vonnis van de Hoge Raad van 23 december 2015 waarin de nietigheid van de hypotheekclausule werd vastgesteld, die bepaalt dat de kosten van het vestigen van de hypotheek voor rekening van de lener (consument) zullen zijn, zijn er veel uitspraken van rechtbanken van eerste aanleg en gerechtshoven geweest die de jurisprudentie van de Hoge Raad hebben gemoduleerd en geïnterpreteerd, zonder dat er een uniform criterium bestaat.
Zo zijn er verschillende uitspraken afhankelijk van het geclaimde kostenconcept, zoals taxatie, administratie, notaris- en kadasterkosten of belastingen/AJD.
- Wat betreft de AJD-belastingen zijn er maar weinig rechtbanken die de consument de terugbetaling van de kosten die door deze belasting worden gegenereerd, toekennen, omdat hoewel het als een misbruikclausule zou kunnen worden beschouwd, de nietigheid ervan inhoudt dat in plaats daarvan moet worden toegepast wat is vastgelegd in de wet die deze belasting regelt. In dit verband bepaalt artikel 68 van het Reglement inzake de Belasting op Overdracht van Ondernemingen en Documentaire Handelingen (Koninklijk Besluit 828/1995 van 29 mei) dat wanneer het gaat om akten ter oprichting van een lening met hypotheekgarantie, de lener (consument) als belastingplichtige voor deze belasting wordt beschouwd. Met andere woorden, als de rechter de clausule voor toewijzing van kosten als niet opgenomen verklaart, legt de wet de verplichting tot betaling van de belasting op aan de consument en niet aan de financiële instelling. Ondanks het voorgaande aanvaardt de Provinciale Rechtbank van Girona volledig het standpunt van de Hoge Raad en besluit zij dat de betaling van de belastingen ten laste komt van de financiële instelling (SAP GI 188/2016).
-
Wat betreft de notariskosten besluiten de meeste rechtbanken dat de betaling van de tarieven van de notaris eerlijk moet worden verdeeld over beide partijen, omdat beide belanghebbenden zijn bij de verheffing van het contract tot notariële akte. In deze gevallen veroordelen de rechtbanken de bank om de helft van de notariskosten aan de klant terug te betalen.
-
Wat betreft de tarieven van het kadaster beschouwen de meeste gerechtelijke uitspraken de bankinstellingen als verantwoordelijk voor deze kosten, omdat de rechten van de registratie zullen worden betaald door degene of degenen ten gunste van wie het recht onmiddellijk wordt ingeschreven of genoteerd.
-
Wat betreft de administratiekosten begrijpen de rechters overwegend dat deze kosten bij wet aan de ondernemer toebehoren en dat banken geen bewijs leveren van duidelijke en afzonderlijke informatie aan consumenten over hun recht om gezamenlijk het administratiebedrijf aan te wijzen of de aanstelling van deze dienst te weigeren. Daarom moeten banken volgens hen de volledige administratiekosten betalen, omdat de keuze voor deze dienst door hen werd gemaakt en aan consumenten werd opgelegd.
-
Wat betreft taxatiekosten zijn er weinig rechtbanken die in het voordeel van de consument uitspraak doen. Degenen die wel in het voordeel van de consument oordelen, stellen dat het een kostenpost is van de financiële instelling die wordt uitgevoerd om de waarde van het onroerend goed te controleren dat de klant als garantie voor de lening verstrekt, en dwingen de banken om de klanten de taxatiekosten terug te betalen, onder vermelding dat de financiële instellingen unilateraal hebben besloten welk bedrijf de nodige taxatie zou uitvoeren om in de toekomst een hypotheekexecutieprocedure te starten en toch deze kosten aan de consumenten hebben doorberekend.
Uit dit alles blijkt de noodzaak van een tweede uitspraak van de Hoge Raad die jurisprudentie vaststelt en orde brengt in de verwarring die heerst in de lagere rechtbanken.